Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd
wordt en zorg ervoor dat de auto op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de handrem aan (tenzij deze ge-
programmeerd is in de automatische
stand), zet het contact af en schakel
de eerste versnelling * in om de wie-
len te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje
remsysteem en het controlelampje P
op de handremhendel branden.
Plaats indien nodig een wielblok on-
der het wiel kruislings tegenover het
te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een vei-
lige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.
Demonteren van het wiel
Procedure
Verwijder de chromen sierdop van
de wielbouten met het gereedschap
3 (volgens uitvoering).
Bevestig de dop 5 op de wielsleutel
1 en draai de slotbout een omwen-
teling los.
Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1 .
Plaats de krik 2 onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde
A of achterzijde B (bij het te verwis-
selen wiel).
Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A of B bevindt.
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.
Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.
Verwijder het wiel.
* stand R van de gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak of stand
P van de automatische transmissie.