4. Sluit de kabel-/DSL-modem aan op de WAN-poort op de router. Gebruik de kabel die
bij de kabel-/DSL-modem werd geleverd. Indien er geen kabel bij de modem werd
geleverd, gebruikt u een standaard netwerkkabel.
5. Zet de kabel-/DSL-modem aan.
6. Sluit de netspanningsadapter aan op de router. Gebruik alleen de adapter die bij de
router werd geleverd.
7. Controleer de LED-indicators:
• De LED Power zou moeten branden.
• De LED Status zou moeten knipperen en vervolgens uitgaan. Indien de LED
blijft branden, heeft zich een hardwarefout voorgedaan.
• Voor elke LAN (pc)-verbinding zou de LED Link/Act moeten branden (indien de
pc ook is ingeschakeld).
• De LED WAN zou moeten branden.
• De LED WLAN zou moeten branden.