2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw
auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking tre-
den als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening mee
dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in al te sterke mate op
deze systemen.
■ ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■ Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
■ VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkmanoeu-
vres en het maken van bochten op een glad wegdek
■ TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat een
van de aangedreven wielen gaat doorslippen bij het wegrijden met de
auto of bij het accelereren op een glad wegdek
■ Hill Start Assist Control
→Blz. 289
■ EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te verminderen
■ Actief stabilisatorsysteem (indien aanwezig)
Vermindert slingeren van de auto in bochten afhankelijk van de rijomstan-
digheden zoals de beweging van het stuurwiel en de rijsnelheid voor een
stabielere wegligging
■ VDIM (Vehicle Dynamics Integrated Management)
Coördineert de werking van de ABS, Brake Assist, TRC, VSC, Hill Start
Assist Control en EPS
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkmanoeu-
vres op een glad wegdek door de remkracht en het vermogen van het
hybridesysteem aan te passen