88
AUTOMATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING
(•) Alleen als het systeem is ingesteld volgens de aanwijzingen in de paragraaf “Automatische of handmatige bediening van de compressor”.
(••) Alleen als draaiknop (B) voor regeling van de aanjagersnelheid niet in stand 0 staat.
(*) Bij een “koude” auto (lage buitentemperatuur, lage interieurtemperatuur en lage koelvloeistoftemperatuur) wordt de luchtopbrengst verminderd tot
35% van de maximale luchtopbrengst, om te voorkomen dat er in het interieur een te grote toevoer is van koude lucht.
(**) De temperatuur van de verspreide lucht staat in relatie tot de koelvloeistoftemperatuur.
Uitgevoerde handeling Automatisch geregelde Zichtbare Reden
functie melding
Starten van de auto
(contactsleutel in stand MAR)
Ingestelde temperatuur wijzigen
(knop (A) rechtsom/linksom draaien)
Inschakeling recirculatie
(op knop (E)drukken)
Inschakeling functie
MAX
-
-
(knop (C) volledig linksom draaien)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk
is aan de buitentemperatuur (•)
Inschakeling compressor als de
gewenste temperatuur lager of gelijk
is aan de buitentemperatuur (•)
Inschakeling compressor (••)
Inschakeling compressor
Uitschakeling recirculatie
Inschakeling achterruitverwarming
Maximale luchtopbrengst (*)
Maximale luchttemperatuur (**)
Lampje op knop (D) brandt
Lampje op knop (D) brandt
Lampjes op de knoppen (D) en
(E) branden
Lampje op knop (D) brandt
Lampje op knop (E) gedoofd
Lampje op knop (( (F) brandt
Om de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om de gewenste temperatuur snel te
bereiken en te handhaven
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen
Voor snelle ontwaseming/ontdooiing van
de ruiten