technologie: de condenseenheid is geïntegreerd
binnen de wanden van de vriezer. Hierdoor
kunnen de wanden aan de zij- en voorkant warm
zijn als het apparaat werkt. Dit verschijnsel is
geheel normaal en vermindert de mogelijke
condensvorming in moeilijke
omgevingsomstandigheden (zie de paragraaf
"Storingen opsporen").
ONTDOOIEN VAN HET APPARAAT
Wij raden u aan de vriezer te ontdooien wanneer het ijs
op de wanden 5-6 mm dik is geworden.
• Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
• Haal de levensmiddelen uit het apparaat en bewaar ze
op een koele plaats of in een isolerende tas.
• Laat de deur van het apparaat openstaan.
• Verwijder de binnendop van het afvoerkanaal (indien
aanwezig) (Fig. 8).
• Verwijder de buitendop van het afvoerkanaal (indien
aanwezig) en plaats hem zoals aangegeven in figuur 8.
• Gebruik de scheider als opvangbank voor het
dooiwater (indien aanwezig) en leg deze binnenin het
apparaat (D) zoals in fig. 8. Als er geen scheider
aanwezig is, gebruik dan een lage bak.
• U kunt het ontdooien versnellen door met een spatel
het ijs op de wanden van het apparaat los te maken.
• Verwijder het ijs van de bodem van het apparaat.
• Gebruik, om onherstelbare schade aan het
vriesvak te voorkomen, geen puntige of scherpe
metalen voorwerpen om het ijs te verwijderen.
• Gebruik geen schuurmiddelen en verwarm het
vriesvak niet kunstmatig.
• Droog de binnenkant van het apparaat
zorgvuldig af.
• Zet na afloop van het ontdooien de dop weer op zijn
plaats.
REINIGING EN ONDERHOUD
• Verwijder het ijs dat zich op de bovenste randen
gevormd heeft (zie Storingen opsporen).
• Reinig na het ontdooien de binnenkant met een
vochtige spons met lauw water en/of een neutraal
schoonmaakmiddel.
• Reinig het ventilatierooster aan de zijkant (indien
aanwezig).
Voordat u begint met het onderhoud van uw
apparaat, dient u de stekker uit het stopcontact te
halen. Gebruik geen schuurpasta's of
schuursponsjes, vlekkenmiddelen (bv. aceton,
trichloorethyleen), of azijn om het product te
reinigen.
Om het apparaat optimaal te laten functioneren,
wordt geadviseerd om het tenminste eenmaal per
jaar te reinigen en te onderhouden.
VERVANGEN VAN HET DEURLAMPJE (INDIEN
AANWEZIG)
• Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
• Verwijder de melkglazen kap aan de hand van de
aanwijzingen van de afbeelding en in de aangegeven
volgorde.
• Draai het lampje los en vervang het door een nieuw
lampje met dezelfde spanning en hetzelfde vermogen.
• Breng de melkglazen kap weer aan en sluit het
apparaat aan op het elektriciteitsnet.
OPSPOREN VAN STORINGEN
1. Het rode controlelampje knippert.
• Is de stroom uitgevallen?
• Heeft de ontdooiing plaatsgevonden?
• Is de deur van het apparaat goed gesloten?
• Is het apparaat in de buurt van een warmtebron
geplaatst?
• Zijn het ventilatierooster en de condensator schoon?
2. Alle lampjes knipperen gelijktijdig.
• Neem contact op met de Klantenservice.
3. Het apparaat maakt erg veel lawaai.
• Staat het apparaat perfect waterpas?
• Staat het apparaat tegen andere meubels of
voorwerpen die trillingen kunnen veroorzaken?
• Is de verpakking van de onderkant van het apparaat
verwijderd?
Opmerking: Een zacht geluid dat veroorzaakt wordt
door de circulatie van het koelgas, ook nadat de
compressor is gestopt, moet als absoluut normaal
beschouwd worden.
4. De lampjes zijn uit en het apparaat werkt niet.
• Is de stroom uitgevallen?
• Zit de stekker goed in het stopcontact?
• Is het netsnoer intact?
5. De lampjes zijn uit en het apparaat werkt.
• Neem contact op met de Klantenservice.
6. De compressor werkt voortdurend.
• Zijn er warme levensmiddelen in het apparaat gezet?
• Heeft de deur van het apparaat lange tijd open
gestaan?
• Is het apparaat in een te warme ruimte of in de buurt
van een warmtebron gezet?
• Is de functie "Shopping" ingeschakeld? (groene lampjes
(3) knipperen) en/of de functie Turbo Freeze (geel
lampje brandt)?
7. Te veel ijsvorming op de bovenste randen.
• Zijn de doppen van de afvoer van het dooiwater goed
op hun plaats gezet?
• Is de deur van het apparaat goed gesloten?
• Is de afdichting van de deur van het apparaat
beschadigd of vervormd? (zie hoofdstuk "Installatie")
• Zijn de 4 afstandsstukken verwijderd? (zie hoofdstuk
"Installatie")
8. Condensvorming op de buitenwanden van het
apparaat.
• Condensvorming is normaal onder bepaalde
klimatologische omstandigheden (luchtvochtigheid
hoger dan 85%) of als het apparaat geïnstalleerd is in
vochtige en slecht geventileerde ruimtes. Dit heeft
echter geen negatieve invloed op de prestaties van het
apparaat.
9. De ijslaag op de binnenwanden van de vriezer is
niet overal even dik.
• Dit is normaal.