Opmerking:
Na verwijdering van de batterijen worden alle instellingen van de afstandsbediening gewist. Na plaatsing van nieuwe batterijen worden
de standaardinstellingen van de afstandsbediening zoals geprogrammeerd door de fabrikant ingesteld.
■ Als u de afstandsbediening langer dan 2 maanden niet gaat gebruiken, verwijder dan de batterijen.
Gebruik van de afstandsbediening
■ Zorg er voor een juiste werking van de afstandsbediening voor dat de maximale afstand tot de airconditioner niet meer dan 7 m bedraagt en dat
zich tussen de afstandsbediening en de airconditioner geen obstakels bevinden die de signaaloverdracht kunnen storen.
■ Richt de afstandsbediening op de airconditioner. De signaaloverdracht wordt bevestigd door een kort geluidssignaal.
■ Stel de afstandsbediening niet bloot aan direct zonlicht of hoge temperaturen. Hierdoor kan het gebeuren dat er geen signaaloverdracht plaatsvindt.
In- en uitschakelen van de mobiele airconditioner
■ Druk om de airconditioner in te schakelen eenmaal op de knop D2. Door nogmaals op de knop D2 te drukken wordt de airconditioner
uitgeschakeld.
Bedrijfsmodi
1. Koelmodus
■ Druk herhaaldelijk op de MODE-knop D3 totdat de pijl op het display D1 stopt bij het symbool Stel met behulp van de knoppen
D7 en D8 de gewenste temperatuur in. U kunt de temperatuur instellen tussen 18 en 32 °C.
■ Stel met de FAN-knop de ventilatorsnelheid in. Door herhaaldelijk op de FAN-knop D9 te drukken wordt de snelheid als volgt gewijzigd: High
(hoge snelheid) – Medium (gemiddelde snelheid) – Low (lage snelheid) – Auto (automatische snelheid). Met elke druk op de knop schakelt de pijl
op het display D1 door naar een andere snelheid.
2. Verwarmingsmodus (alleen voor de modellen SAC MT1221CH en SAC MT1222CH)
■ Druk herhaaldelijk op de MODE-knop D3 totdat de pijl op het display D1 stopt bij het symbool
■ Stel met behulp van de knoppen D7 en D8 de gewenste temperatuur in. U kunt de temperatuur instellen tussen 13 en 27 °C.
■ Stel met de FAN-knop D9 de ventilatorsnelheid in. Door herhaaldelijk op de FAN-knop D9 te drukken wordt de snelheid als volgt gewijzigd: High
(hoge snelheid) – Medium (gemiddelde snelheid) – Low (lage snelheid) – Auto (automatische snelheid). Met elke druk op de knop schakelt de pijl
op het display D1 door naar een andere snelheid.
■ Tijdens de verwarmingsmodus gaat in de airconditioner water uit de lucht condenseren, die zich verzamelt in het ingebouwde reservoir. Zodra het
reservoir vol is, verschijnt op het display C6 (vol reservoir) en moet het water uit het reservoir worden verwijderd. Ga te werk volgens de
instructies in het gedeelte “Condenswaterafvoer“ verderop in de handleiding. Zodra het reservoir leeg is, start de airconditioner weer.
Opmerking:
Als u de airconditioner in een zeer koele ruimte plaatst, activeert deze het proces van automatische opwarming van het interne
systeem, dat eventuele bevriezing voorkomt. De werking kan tijdelijk onderbroken worden. Op het display C6 wordt getoond. Ook
kunt u meer geluid waarnemen. Dit is een normaal verschijnsel.
3. Ventilatormodus
■ Druk herhaaldelijk op de MODE-knop D3 totdat de pijl op het display D1 stopt bij het symbool “
■ Stel met de FAN-knop D9 de ventilatorsnelheid in. Door herhaaldelijk op de FAN-knop D9 te drukken wordt de snelheid als volgt gewijzigd: High
(hoge snelheid) – Medium (gemiddelde snelheid) – Low (lage snelheid). Met elke druk op de knop schakelt de pijl op het display D1 door naar een
andere snelheid.
Opmerking:
In de ventilatormodus kan de temperatuur niet worden ingesteld; daarom verschijnt de temperatuur niet op het display D1.
4. Ontvochtigingsmodus
■ Druk herhaaldelijk op de MODE-knop D3, totdat de pijl op het display D1 stopt bij het symbool “. Op het display D1 wordt het symbool “dH”
getoond.
■ In de ontvochtigingsmodus kan de ventilatorsnelheid niet worden gewijzigd.
5. Automatische modus
■ Als u de automatische modus instelt, kiest de airconditioner automatisch de bedrijfsmodus afhankelijk van de temperatuur in de ruimte.
■ Druk herhaaldelijk op de MODE-knop D3 totdat de pijl op het display D1 stopt bij het symbool
■ Stel met de FAN-knop D9 de ventilatorsnelheid in. Door herhaaldelijk op de FAN-knop D9 te drukken wordt de snelheid als volgt gewijzigd: High
(hoge snelheid) – Medium (gemiddelde snelheid) – Low (lage snelheid) – Auto (automatische snelheid). Met elke druk op de knop schakelt de pijl
op het display D1 door naar een andere snelheid.
■ Voor de modellen SAC MT9020C en SAC MT1220C (zonder verwarmingsfunctie): de mobiele airconditioner gaat werken in de ventilatormodus a ls
de temperatuur in de ruimte lager is dan 23 °C, en in de koelmodus als de temperatuur in de ruimte hoger is dan 23 °C.
■ Voor de modellen SAC MT1221CH en SAC MT1222CH (met verwarmingsfunctie): de mobiele airconditioner gaat werken in de verwarmingsmodus
als de temperatuur in de ruimte lager is dan 20 °C, in de ventilatormodus als de temperatuur in de ruimte tussen 20 en 23 °C ligt, en in de
koelmodus als de temperatuur in de ruimte hoger is dan 23 °C.
Functies van de mobiele airconditioner 1.
Sleep-functie
■ De sleep-functie wordt gebruikt voor verlaging van het stroomverbruik gedurende de nacht, wanneer geen constante temperatuur nodig is.
■ Kies een bedrijfsmodus – verwarmen of koelen – zie eerder in de handleiding.
■ Druk op de knop D5 en op het display D1 verschijnt het symbool *. De mobiele airconditioner gaat werken in de laatst gekozen modus.
■ Als de koelmodus wordt geselecteerd, neemt de temperatuur in twee uur tijd met 2 °C toe. Deze nieuwe temperatuur wordt gedurende 6 uur
gehandhaafd, waarna de mobiele airconditioner zichzelf uitschakelt.
■ Als de verwarmingsmodus wordt geselecteerd, neemt de temperatuur in twee uur tijd met 3 °C af. Deze nieuwe temperatuur wordt gedurende 5 uur
gehandhaafd, waarna de mobiele airconditioner zichzelf uitschakelt.
■ U kunt de sleep-functie op elk moment annuleren door op de knop D5, D3 of D9 te drukken.
■ De sleep-functie kan niet worden ingesteld in de ventilator- of ontvochtigingsmodus.
2. Functie automatische in- en uitschakeling
Automatische inschakeling
■ Met de functie automatische inschakeling kan de tijd worden ingesteld waarna de mobiele airconditioner automatisch ingeschake ld wordt.
■ Druk om de airconditioner in te schakelen op de knop D1. Stel met behulp van de knop D3 de bedrijfsmodus in waarin u de airconditioner wilt
inschakelen. Stel met behulp van de knoppen ▲/▼D7 en D8 de gewenste temperatuur in en met de knop D9 de gewenste ventilatorsnelheid. Druk
om de airconditioner uit te schakelen op de knop D1.
■ Druk tweemaal op de knop D4; op het display D1 verschijnt de tijd en het symbool ON Stel met behulp van de knoppen ▲/▼D7 en D8 de tijd
in waarna de mobiele airconditioner automatisch ingeschakeld moet worden. De tijd van de automatische inschakeling kan worden ingesteld van 30
minuten tot 24 uur (tot 10 uur in stappen van 30 minuten, tot 24 uur in stappen van een uur).
■ Druk eenmaal op de knop D4 om de instelling te bevestigen. Op het display D1 verschijnt de ingestelde tijd en het symbool ON blijft
branden.
■ Zodra de ingestelde tijd is verstreken, wordt de mobiele airconditioner automatisch ingeschakeld. Als u na instelling van de automatische
inschakeling op de knop D4 of D2 drukt, wordt de instelling geannuleerd.
Automatische uitschakeling
■ Met de functie automatische uitschakeling kan de tijd worden ingesteld waarna de mobiele airconditioner automatisch uitgeschakeld wordt.
■ Druk als de mobiele airconditioner in werking is eenmaal op de knop D4. Op het display D1 verschijnt de tijd en het symbool “ OFF.
■ Stel met behulp van de knoppen ▲/▼D7 en D8 de tijd in waarna de mobiele airconditioner automatisch uitgeschakeld moet worden. De tijd van de
automatische uitschakeling kan worden ingesteld van 30 minuten tot 24 uur (tot 10 uur in stappen van 30 minuten, tot 24 uur in stappen van een
uur).
■ Druk eenmaal op de knop D4 om de instelling te bevestigen. Op het display D1 verschijnt de ingestelde tijd en het symbool OFF blijft
branden.
■ Zodra de ingestelde tijd is verstreken, wordt de mobiele airconditioner automatisch uitgeschakeld. Als u na instelling van de automatische
uitschakeling op de knop D4 of D2 drukt, wordt de instelling geannuleerd.
3. Functie instelling van de kanteling van de lamellen
■ Met de knop D7 kunt u kiezen of de lucht naar links of rechts moet stromen. Druk eenmaal op de knop D7 en op het display D1 verschijnt een pijl bij
het symbool . Door nogmaals op de knop D7 te drukken verdwijnt de pijl en wordt de functie geannuleerd.
Wijziging van de temperatuureenheid
■ Druk als de airconditioner in de stand-by-modus staat op de knop D10 om de temperatuureenheid te wijzigen van °C naar °F of andersom.
ONDERHOUD EN REINIGING
■ Schakel de mobiele airconditioner vóór reiniging uit, wacht een paar minuten en trek vervolgens de stekker uit het stopcontact.
Reiniging van de luchtfilters
■ Bij regelmatig gebruik van de mobiele airconditioner moeten de luchtfilters, die zich achter het beschermende rooster van de luchtinlaat boven en
onder A7 en A9 bevinden, ten minste eenmaal per 14 dagen worden gereinigd om te voorkomen dat de ventilator stoffig wordt.
■ Verwijder voorzichtig het beschermende rooster en neem de filters eruit. Verwijder het stof met een stofzuiger. Was de filters bij sterke
verontreiniging met de hand in een oplossing van lauw water (max. 40 °C) en wat neutraal wasmiddel. Spoel ze daarna af onder stromend water en
laat aan de lucht drogen. Zodra de filters droog zijn, kunt u ze terug plaatsen.
Opmerking:
Gebruik de mobiele airconditioner niet zonder correct geplaatste luchtfilters of met natte of vochtige luchtfilters.
■ Het condenswaterreservoir moet direct worden geleegd als op het display C1 het symbool “Ft” verschijnt en ook voordat u het apparaat opslaat, om
het ontstaan van schimmels te voorkomen.
■ In huishoudens met huisdieren moet het rooster regelmatig worden schoongemaakt om te voorkomen dat het verstopt raakt door dierenhaar.
Reiniging van de behuizing
■ Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing een doek die u licht hebt bevochtigd met een oplossing van warm water en neutraal
reinigingsmiddel. Droog het gereinigde oppervlak vervolgens grondig af.
■ Bespuit de mobiele airconditioner niet met water of andere vloeistoffen, giet er geen water overheen en dompel hem niet onder in water of andere
vloeistoffen.
■ Gebruik bij het reinigen geen schuurmiddelen, verdunners, benzine enz.
Opslag van de mobiele airconditioner
■ Laat de mobiele airconditioner in een verwarmde ruimte gedurende ongeveer 12 uur in werking in de ventilatormodus om te zorgen dat het apparaat
goed droog is en daarmee het ontstaan van schimmel te voorkomen.
■ Koppel de flexibele slang B1 los en bewaar hem op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
■ Laat al het condenswater uit het reservoir lopen – zie hoofdstuk. “Condenswaterafvoer”.
■ Maak alle luchtfilters schoon en zet ze weer op hun plaats. Veeg de behuizing van de airconditioner schoon. Verwijder de batt erijen uit de
afstandsbediening.
■ Sla de airconditioner op een koele, droge, donkere plaats op.
Condenswaterafvoer
■ Als het water in het reservoir een vooraf vastgesteld niveau bereikt, wordt de werking van de mobiele airconditioner stopgezet en verdwijnt op het
display C6 het symbool “Ft” (full tank – vol reservoir). Ga als volgt te werk om het condenswater uit de airconditioner te verwijderen:
1. Trek de stekker uit het stopcontact.
2. Verplaats de mobiele airconditioner voorzichtig naar een plaats waar het water afgetapt kan worden.
3. Plaats onder de afvoeropening A10 een bak waarin u het condenswater wilt aftappen. Verwijder voorzichtig de dop uit de afvoeropening A10.
Koppel de afvoerslang B6 eraan en laat het condenswater eruit lopen.
4. Koppel als het reservoir leeg is (als er geen condenswater meer uit loopt) de afvoerslang B6 los en plaats de dop weer in de afvoeropening
A10.
5. Steek de stekker in het stopcontact en zet de mobiele airconditioner aan.