1.4 Installatie van de stoomverdeelpijpen
Algemene regels voor de installatie van stoomverdeelpijpen:
Enkele varianten voor installatie:
Alle installatie werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door
vakkundig personeel. Hiervoor is de klant zelf verantwoordelijk.
Tijdens bedrijf is de waterdamp uit de stoomverdeelpijp tot op
een bepaalde afstand zichtbaar in de vorm van een nevel. Pas na deze
bevochtigingsafstand is de stoom voldoende met de lucht gemengd
om geen condensatie in het systeem meer te vormen. Daarom moet er
bepaalde minimale afstand worden aangehouden tussen de
stoomverdeelpijp en de onderdelen die erna worden geïnstalleerd, zoals
filters, roosters, sensoren of bochten. Deze minimale afstand is mede
afhankelijk van de luchtsnelheid in het kanaal.
De stoomverdeelpijpen kunnen in een verticaal of horizontaal kanaal
worden gemonteerd. Er moet echter wel op worden gelet dat de
uitblaasopeningen zich altijd loodrecht op de luchtstroom bevinden.
Bij horizontale montage van de stoomverdeelpijp bevinden de
uitblaasopeningen zich altijd boven.
Bij elke stoomverdeelpijp wordt een zelfklevende montagesjablone
bijgevoegd om de montage van de pijp te vergemakkelijken. De
stoomverdeelpijpen van NORDMANN zijn zó ontworpen dat bij rechte
montage automatisch een afschot van 3% ontstaat waardoor een
onbelemmerde condensafvoer wordt gegarandeerd.
Het einde (de andere zijde van de bevestigingsplaat) van de langere
stoomverdeelpijpen, type 35-900, 35-1200 en 35-1500, zijn voorzien van
een bevestigingsdraadeinde M6.