2-4. Gebruik van overige rijsystemen
In de constante-snelheidsregelmodus (→Blz. 246) wordt de ingestelde
snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten.
■ Wijzigen van de afstand tussen de auto's
Door de schakelaar in te druk-
ken wordt de afstand tot de
voorligger als volgt gewijzigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De afstand wordt automatisch
op Lang ingesteld als het con-
tact AAN wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt,
wordt het symbool voor een
voorligger ook weergegeven.