46
WEGWIJS IN UW AUTO
– Vergrendelen: Draai de sleutel in
stand 1-fig. 68 als het portier goed
gesloten is.
Bij centrale portiervergrendeling
moeten beide portieren goed gesloten
zijn. Als één van de portieren niet
goed gesloten is, kunnen beide
portieren niet tegelijkertijd vergren-
deld worden:
– als het portier dat u wilt vergren-
delen niet goed gesloten is, wordt het
vergrendelcommando geweigerd;
– als het andere portier niet goed
gesloten is, zullen de knoppen
B-fig. 69 eerst naar beneden gaan
en direct daarna weer omhoog.
Van binnenuit – Vergrendelen: druk het knopje B
van het betreffende portier naar
beneden.
Bij centrale portiervergrendeling
heeft het omlaag drukken van een
knopje op één van beide portieren tot
gevolg dat ook het andere portier
vergrendeld wordt, mits beide portieren
goed gesloten zijn.
Dit werkt hetzelfde als bij het
vergrendelen met de sleutel: het direct
weer omhoog springen van de knopjes
geeft aan dat één van de portieren niet
goed gesloten is.
Open de portieren alleen
als de auto stil staat.
– Openen: trek de hendel A-fig. 69
naar achteren, ongeacht de stand van
de vergrendelknop.
Bij centrale portiervergrendeling
wordt na het omhoogtrekken van één
van de knoppen B automatisch ook het
andere portier ontgrendeld.
fig. 68
P4Q00027
fig. 69
P4Q01047
Druk niet op het knopje
bij geopend portier; het
vergrendelmechanisme
werkt in deze situatie niet en kan
beschadigd worden.