155
–Draai de vijf wielbouten handvast.
– Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
– Draai de bouten verder vast volgens de
in fig. 7 aangegeven volgorde, zonder het
wieldeksel te monteren.
NORMALE WIEL MONTEREN
–Volg de hiervoor beschreven procedu-
re, krik de auto op en demonteer het re-
servewiel.
– Monteer het normale wiel, waarbij
één van de gaten (A-fig. 6) over de
pen (B-fig. 6) moet vallen.
– Draai de wielbouten vast.
Gebruik bij uitvoeringen met lichtmeta-
len velgen de centreerpen.
– Draai de centreerpen (A-fig. 8) in
één van de boutgaten in de wielnaaf.
– Plaats het wiel op de pen en draai
de vier bouten vast.
– Draai de centreerpen (A-fig. 8) los
en draai de laatste bout vast.
– Laat de auto zakken en verwijder de
krik; haal vervolgens de wielbouten aan
in de volgorde die hiervoor beschreven is
voor het reservewiel (fig. 7).
– Druk het wieldeksel (indien aanwe-
zig) voorzichtig vast. Zorg ervoor dat het
ventiel uit de opening in het wieldeksel
steekt. Druk op de rand van het wieldek-
sel, te beginnen bij de delen die het
dichtst bij het ventiel zitten, totdat het
wieldeksel geheel vast zit.
P4U00398
fig. 6
P4U00399
fig. 7
P4U00148
fig. 8
BELANGRIJK Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens het
rijden loslaten.
Ter afsluiting:
– Plaats het verwisselde wiel op de
daarvoor bestemde plek in de bagage-
ruimte
– Druk de krik stevig in de houder om
rammelen tijdens het rijden te voorkomen
– Berg het gebruikte gereedschap op
in de houder
–Plaats de gereedschaphouder op het
reservewiel en draai de blokkeerschroef
(A-fig. 1) vast.