137
van het verwarmings- en ventilatiesys-
teem of van de airconditioning.
– Rijd nooit van een helling af met een
afgezette motor: u kunt dan niet op de
motor afremmen en de rem- en stuurbe-
krachtiging werken niet, waardoor u met
meer kracht op de rem moet trappen en
aan het stuur moet draaien.
– Parkeer bij pech de auto in de berm,
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in en plaats de gevarendriehoek op de
wettelijk verplichte afstand. U dient zich
altijd aan de geldende verkeerswetgeving
te houden.
IN HET DONKER RIJDEN
Rijden in het donker vergt veel meer
concentratie, zowel fysiek als psychisch.
Hierna volgen enkele tips voor het rijden
in het donker:
– Rijdt extra voorzichtig, beperk zono-
dig de snelheid, vooral op onverlichte we-
gen.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, tot de auto’s die voor u rij-
den. Het is moeilijk om de snelheid van
andere auto’s te schatten als alleen de
lichten te zien zijn.
– Stop bij de eerste tekenen van sla-
perigheid en ga pas weer rijden na vol-
doende rust. Doorrijden levert gevaar op
voor uzelf en voor anderen.
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld. Als ze te laag staan,
wordt het zicht verminderd. Als ze te
hoog staan, kunnen ze andere wegge-
bruikers hinderen.
– Gebruik het grootlicht alleen buiten
de bebouwde kom en als u zeker weet
dat u andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien ingescha-
keld) als u een tegenligger ziet en pas-
seer met dimlicht.
– Zorg dat de koplampen en de achter-
lichten altijd schoon zijn.
ONDER SLECHTE WEERSOM-
STANDIGHEDEN RIJDEN
Regen en mist kunnen gevaarlijk zijn als
de rijstijl niet wordt aangepast aan de
weersomstandigheden. Hierna volgen en-
kele tips voor het rijden onder slechte
weersomstandigheden:
– Op natte wegen is de wrijving tussen de
banden en het wegdek aanzienlijk minder.
Hierdoor is de remweg aanmerkelijk langer
en de grip in de bochten minder.Beperk de
snelheid en bewaar een grotere afstand van
de auto’s die voor u rijden.
– Zware regenval en mist beperken het
zicht. Schakel daarom ook overdag, over-
eenkomstig de wettelijke voorschriften, het
dimlicht in, vooral om uzelf beter zichtbaar
te maken.
– Rijd niet met hoge snelheid door plas-
sen: u kunt de controle over de auto ver-
liezen (“aquaplaning”).
– Zorg dat bij een beperkt zicht de ruiten
niet beslaan. Stel de bedieningsknoppen van
het ventilatiesysteem in, zoals is beschreven
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
– Controleer regelmatig de conditie van
de ruitenwisserbladen.
– Vermijd, indien mogelijk, het rijden in
dichte mist. Mocht u toch de weg op moe-
ten, rijd dan uiterst voorzichtig en met aan-
gepaste snelheid. Vermijd inhalen.
– Als u plotseling moet stoppen (bij een
defect, door sterke vermindering van het
zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rij-
strook te stoppen. Zet vervolgens de
waarschuwingsknipperlichten aan en, zo
mogelijk, de dimlichten.