66
Draai als de hendel in stand B staat,
draaiknop (F) op één van de vier inter-
valstanden:
■
=
lang interval
■■
=
gemiddeld interval
■■■
=
gemiddeld-kort interval
■■■■
=
kort interval
C - Langzaam continu wissen.
D - Snel continu wissen.
E - Tijdelijk snel wissen (onvergrendel-
de stand).
In stand E werken de ruitenwissers, zo-
lang u de hendel met de hand in deze
stand houdt.
Als u de hendel loslaat, springt deze
direct weer in stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
Ruitensproeiers
(
fig. 69
)
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.Als u de hendel aangetrokken
houdt, schakelen de ruitenwissers in
stand continu in. Als u de hendel loslaat,
zal de wisser nog enkele slagen maken
en vervolgens uitschakelen of doorgaan
in de gekozen stand.
Koplampsproeiers
(
fig. 70
)
(indien aanwezig)
Deze treden in werking als u, bij inge-
schakeld dim-/grootlicht, de ruiten-
sproeiers inschakelt.
P4U00087
fig. 68
P4U00086
fig. 67
P4U00089
fig. 70
P4U00088
fig. 69