65
HENDEL RECHTS
Met de rechter hendel kunt u de ruiten-
wissers/-sproeiers bedienen. Als de rui-
tensproeiers worden ingeschakeld, dan
worden ook de koplampsproeiers inge-
schakeld (indien aanwezig).
Ruitenwissers
(
fig. 67-68
)
De hendel kan in vijf verschillende stan-
den worden gezet:
A - Ruitenwissers uitgeschakeld.
B - Ruitenwissers wissen met interval.
Grootlichtsignaal
(
fig. 65
)
Het grootlichtsignaal kan worden gege-
ven door de hendel naar het stuurwiel te
trekken (onvergrendelde stand) ongeacht
de stand van de draaiknop. Tegelijkertijd
gaat op het instrumentenpaneel lampje
1
branden.
BELANGRIJK Het grootlichtsignaal
wordt gegeven met het grootlicht. Om be-
keuringen te vermijden, dient u zich aan
de geldende verkeerswetgeving te hou-
den.
Richtingaanwijzers (pijlen)
(
fig. 66
)
Plaats de hendel in de (vergrendelde)
stand:
Omhoog - de rechter richtingaanwijzers
worden ingeschakeld.
Omlaag - de linker richtingaanwijzers
worden ingeschakeld.
Tegelijkertijd gaat op het instrumenten-
paneel het controlelampje (
Î
of
¥
)
branden.
Als het stuurwiel weer in de rechtuit-
stand komt, dan schakelen de richting-
aanwijzers automatisch uit en komt de
hendel weer in de middelste stand.
BELANGRIJK Als u kort richting wilt
aangeven, voor het uitvoeren van een
manoeuvre waarvoor het stuurwiel
slechts weinig hoeft te worden verdraaid,
dan drukt u de hendel iets omhoog of
omlaag zonder dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.
P4U00084
fig. 65
P4U00080
fig. 66